‘s-Avonds op donkere paden
Zien wij onze bleke gestalten voor ons.
Wanneer wij dorst hebben
Drinken we de witte wateren van de vijver,
De zoetheid van onze treurige kindertijd.
Gestorven rusten we onder de vlierstruik,
Kijken we naar de grijze meeuwen.
Lentewolken drijven boven de duistere stad
Die zwijgt over de edelere tijden van de monniken.
Toen ik je smalle handen in de mijne nam
Sloeg je zacht je ronde ogen op.
Dit is lang geleden.
Maar wanneer donkere harmonie de ziel teistert
Verschijn jij wit in het herfstlandschap van je vriend.
Vertaling: Eric Bolle uit Georg Trakl: Gedichte, 1913.